In 2008 brak er oorlog uit tussen Rusland en Georgië omtrent de zelfverklaarde republieken Zuid-Ossetië en Abchazië. Shindisi is een lieflijk landelijk dorp. Op een dag ontstaat er paniek onder de bevolking wanneer ze horen dat de Russen in aantocht zijn. Alle mensen vluchten, behalve twee families: de oude Badri met zijn zieke vrouw Khatia en de dronken Vazja met zijn tienerdochter Mariam. In de tussentijd hoort een Georgische militaire eenheid in de buurt dat er een staakt-het-vuren zal komen. Ze zouden zonder problemen kunnen evacueren. Maar dan stuiten ze op de Russen.

Weduwe en alleenstaande moeder Kate Sanders woont met haar dochter Alex op de boerderij van haar familie in Georgia. Het leven is daar een uitdaging, maar wordt ingewikkelder wanneer voormalig gevechtshond Dakota op hun stoep arriveert. Dakota was de partner van Kate's militaire man, die omgekomen is tijdens zijn werk. De hond past zich snel aan, wordt een lokale held en smeedt een goede band met Alex. Maar als het voortbestaan van de boerderij wordt bedreigd door de sheriff van het stadje, moet Dakota de familie helpen zich te verenigen om hun grondgebied te redden.

Wanneer de wispelturige Bo naar Georgië afreist om het graf van haar vader - een bekende trompettist - te bezoeken, loopt ze zijn vroegere jeugdvriend Levan tegen het lijf. Op zoek naar haar roots en een beter begrip van haar vader besluit ze om mee te liften in Levan's vrachtwagen. Ondanks het leeftijdsverschil geven ze voorzichtig toe aan de liefde die ze voor elkaar voelen. Het melancholische trompetspel van Bo's vader begeleidt hun reis door het adembenemende Georgische landschap. Uiteindelijk durven ze elkaar zodanig vertrouwen dat zowel Bo als Levan hun donkerste geheimen met elkaar delen.